Het is een normale zaterdagavond. Geen bijzondere dag of iets dergelijks. Lekker bij huis met de TV, net heerlijk gegeten. Zoals altijd als het eten thuis gegeten wordt. De tafel wordt afgeruimd en de avond begint. De TV aan, schakelen naar het sportjournaal en leuke series kijken. Een praatje maken, discussiëren over dingen die gezegd worden op de TV. Zoals ik al zei, een normale zaterdagavond. In de zomer van 2019. Misschien was het wat warmer dan normaal, maar verder blijft het een normale avond. Eentje die iedere dag had kunnen zijn. Zo gewoon als het leven is. Maar alles veranderd van het een op ander ogenblik.
Tijdens het lopen begint het. Ineens heb je het idee dat je de controle over je lichaam verliest. Voor je “u” kan zeggen val je om. Uit het niets. Een keer kan dat gebeuren en is er niets aan de hand, maar het gebeurde vaker. Dat is schrikken en voelt niet goed. Toch maar even de zorg bellen. Gelukkig staan zij ontzettend snel op de stoep. Geen idee wat het is, maar heel goed voelt het niet. Op zondagochtend word ik wakker, alsof het een normale zondag is. Niks aan de hand zou je zeggen. Rustig sta ik op, maak ik me klaar voor mijn werk en leg ik het traject af met de trein van Groningen naar Zwolle. Vandaag heb ik een lange dienst en daar heb ik weer zin in. Zonder ook maar ergens iets van af te weten begin ik aan mijn dienst.
Dan loop ik door de intercity naar Utrecht. We zijn net vertrokken en de trein rijdt het station van Putten voorbij. Terwijl ik bezig ben voel ik mijn telefoon 3 keer trillen. Door die 3 trillingen weet ik dat het mijn vader, de vriendin van mijn vader, mijn moeder of mijn oma is. Belangrijk dus. Dat krijgt mijn aandacht. Rustig ga ik door met mijn werk zoals ik dat altijd doe. Wel houd ik in mijn achterhoofd dat ik straks even op mijn telefoon moet kijken, althans als ik daarvoor de gelegenheid krijg. Ik ben nu aan het werk, dat weten ze. Waarschijnlijk is het niet belangrijk en kan een reactie later ook wel. Als ik klaar ben met deze trein en plaatsneem op het balkon omdat ik de trein al twéé keer doorgelopen ben, lees ik het Whatsapp berichtje van mijn vader. “Ben je aan het werk?”, is het eerste wat ik zie. Afvragend wat er is vraag ik waarom. Dan zie ik dat mijn vader aan het typen is. “Bel me even als je klaar bent”, staat er in mijn scherm.
Dit is het moment dat ik me zorgen begin te maken. Is er iets ergs aan de hand? Gaat het niet goed met hem? Wat moet ik weten? Weer krijg ik een appje. “Heb je tijd?”, vraagt hij aan mij. Nu gaat mijn hart tekeer. Ik begin me van alles te bedenken wat er aan de hand kan zijn. Uit frustratie vraag ik wat er zo belangrijk is waarom ik tijd moet hebben. “Komt straks wel”, krijg ik terug. Ja daar heb ik echt helemaal niks aan. Eerst mijn aandacht krijgen en dan uitstellen. Dat frustreert me. Dat zeg ik hem ook. Ik zie hem typen. Elke seconde dat hij typt voel ik mijn hart heel snel kloppen. Wat is dit toch? Hoe kan het dat hij zo doet? Dan zie ik een melding verschijnen. “Er is iets met opa, maar dat vertel ik liever door mijn telefoon”, dat zijn de woorden die ik op mijn scherm zie.
“NEE! Dit kan niet waar zijn!”, roep ik in mezelf. Waarom doet die daar zo omheen draaien? Dat was het eerste wat ik me afvroeg. Maar eigenlijk deed hij dat niet. Hij wou me niet storen. “Ik heb om 14.10 uur even pauze. Als het iets ergs is laat het me dan zo snel mogelijk weten”, stuur ik naar mijn vader toe. Als er iets ergs is met opa dan wil ik daar heen. Er zijn voor mijn opa, zoals die er altijd voor mij is geweest, wanneer dan ook. Je kan het wel raden: het laatste gedeelte van de trein loop ik met een dubbel gevoel. Ik wil weten wat er is want straks is het iets ergs.
Dan komt de trein aan op Utrecht Centraal. Normaal pak ik de roltrappen omhoog en loop ik via de stationshal naar onze unit in Utrecht. Vandaag loop ik onder de sporen door. Daar is het rustig, dan kan ik even bellen. Als ik daar loop dan bel ik mijn vader. Hij neemt niet op. Waarschijnlijk is hij bezig. Dan maar gelijk naar onze unit om mijn werk voort te zetten. Ik bel hem straks in Zwolle wel. Gelijk licht ik de medewerker in de unit in hierover. Daarbij leg ik ook uit dat ik niet weet wat er aan de hand is of iets dergelijks maar dat het me wel bezig houdt. Dat begrijpen ze heel goed. Rustig loop ik na mijn pauze richting mijn trein.
De intercity komt aanrijden. Iets vertraagd uit Rotterdam. Is niet erg. Ik meld me bij de HC, geef door dat ik mee ga, waarheen en welk treinstel ik eerst ga lopen en welke straks. Dat is voor de conducteur erg belangrijk om te weten. Net als de conducteur de deuren sluit van de trein gaat mijn telefoon. Het is mijn vader. Inmiddels heb ik geen tijd meer om op te nemen. Dat doe ik in Zwolle wel. Naja, terugbellen dan want opnemen een uur later gaat natuurlijk niet. Als ik in Zwolle ben bel ik direct mijn vader. Nu krijg ik te horen wat er gisteravond allemaal is gebeurd. Opa ligt in het ziekenhuis. Dat doet pijn om te horen. Gelijk meld ik me bij mijn leidinggevende van de dag en leg ik de situatie uit. Doorwerken wil ik wel, dat geef ik ook aan. Daarbij zeg ik ook dat ik niet weet hoe ik hier op reageer de rest van de dag, met alle respect en steun van mijn collega’s. Dit is een goed gevoel, dit zijn fijne collega’s.
De dagen zetten voort. Elke dag denk ik weer aan wat ik gehoord heb, hoe het met u gaat en wat ik kan doen ondanks dat ik zover weg ben. Het doet me ook extra veel pijn om te horen na een paar dagen dat u niet meer beter gaat worden opa. We merken allemaal aan u dat het moeilijk is. Het ziekenhuis eten is niet lekker. Daarom komt mijn lieve tante eten brengen. En oma neemt schone kleding mee. Want ondanks dat u in een ziekenhuis bent wilt u er wel netjes uitzien zoals u dat elke dag wou, ook als u thuis bleef.
Op mijn werk geef ik aan dat ik een dag vrij wil om mijn opa te bezoeken. Het gaat steeds slechter en het kan zomaar de laatste keer zijn. De artsen hebben verteld dat mijn lieve opa misschien nog een paar weken te leven heeft. Dat doet zeer. Heel veel pijn. Ik ben blij dat ik bij opa op bezoek ben gegaan. Samen met mijn zusje zijn we vanuit Groningen naar Leiden gegaan. Wel wat gedoe onderweg met de OV-Chipkaart van mijn zusje, maar dat is niet belangrijk. We zijn er aangekomen en wat ben ik blij om opa te zien. Terwijl ik daar zit merk ik dat het voor opa niet niks is om in het ziekenhuis te zijn. Hij vind het maar niets. Net als ik. Hij wilt naar huis toe, daar zijn laatste weken of maanden zijn. Nog één keer zijn trouwdag meemaken. Voor we weggaan maken we een foto met opa. Als aandenken voor later.
Na een lange periode, In goed overleg, mag opa naar huis. Opa en oma wonen op een plek waar hele goede zorg is en die mensen gaan de zorg vanuit het ziekenhuis overnemen. Opa komt weer naar huis. En dat is maar goed ook want dat is zijn vertrouwde plekje. Thuis. Waar iedereen kan komen wanneer die wilt. Opa is blij om weer thuis te zijn. Oma die lekker kan koken, opa die thuis zijn eigen ding kan doen en kan genieten van alles wat hij altijd al had. Iedereen komt op bezoek, zo vaak mogelijk. Dat vind opa fijn maar wij zelf ook.
Het gaat steeds verder achteruit. In de eerste week thuis ging het nog wel goed, maar de weken daarna ging het ineens heel snel. Op woensdag toen ik geweest was kon opa nog lopen, toen ik de maandag erna kwam niet meer. Opa lag op bed. Hij kan het niet meer. Wat is dit verschrikkelijk. Dit doet mijn in mijn hart om te zien. Ik voel verdriet en ik praat veel met opa, een beetje lachen. Opa vertelt mij samen met oma dat hij wilt dat ik in zijn auto ga rijden. Dat raakt me wel even. Voor ik weet krijg ik tranen in mijn ogen. De auto is van opa, het is zijn ding. Het voelt als een hele eer om zijn auto te krijgen, maar het voelt ook verschrikkelijk. Zeven weken gereden reed opa nog zelf in de auto, alsof er niks aan de hand was. En de volgende dag kan het ineens niet meer. Zal dit dan het einde zijn?
Als de klok 20 uur slaat dan moet ik afscheid nemen voor vandaag. De trein gaat naar huis en ik kan helaas niet blijven. Hoe graag ik dat ook wil. Ik merk dat het moeilijker is dan ooit te voren om naar huis te gaan. Ik voel een brok in mijn keel en ik probeer niet te huilen. Maar helaas, het gebeurt toch. Het doet me zo ontzettend veel pijn om opa zo te zien en op dat moment ben ik zo bang dat het de laatste keer is dat ik mijn opa zie. Ik geef mijn opa een hele dikke knuffel, zeg dat ik van hem hou en dat ik zo snel mogelijk weer langskom. Het liefste morgen, maar dan moet ik werken. Daar kon ik helaas geen vervanging meer voor regelen zo op het laatst. Terwijl ik richting de bus loop komen al mijn tranen er uit. Het gaat niet meer, het doet me zoveel pijn. Dat merk ik de hele rit naar huis. Die bijna drie uur voelen alsof het weken zijn. Ik wil terug naar opa, bij hem blijven en oma helpen waar dat kan.
De volgende dag gaat het nog verder achteruit. De arts komt, mijn vader is inmiddels daar en mijn ooms ook. De kinderen van opa. Mijn vader blijft vanavond slapen om te kunnen helpen als dat nodig is. Mocht opa vallen of wat dan ook, dan kan mijn vader helpen zodat mijn oma het niet alleen hoeft te doen. Zelf ben ik thuis. Morgen mag ik weer naar opa want ik ben vrij. Rustig ga ik slapen met het gevoel dat ik opa morgen weer kan zien. Dat geeft me hoop. Mijn vader, oma en opa gaan ook slapen. Als het een uur of twéé is dan gaat mijn vader even naar de WC. Hij komt terug, zegt iets tegen opa en gaat weer liggen.
Ineens wordt het stil. Oma ligt in diepe slaap en opa snurkt, dus zo stil is het eigenlijk niet. Maar dan. Opa begint heel hard te happen naar lucht en ineens is het doodstil. Mijn vader gaat kijken bij opa. Het was zijn laatste hap lucht. Mijn opa is overleden. Iets waar ik zelf geen besef van heb. Wat ben ik blij dat mijn vader nu bij oma is terwijl ik in diepe slaap lig. Die regelen alles. Ineens schrik ik wakker, iets voor half drie. Uit een nachtmerrie en de hele nacht slaap ik onrustig. Bang dat het niet goed gaat met opa. Ik voel ineens heel veel pijn en tijdens mijn slaap begin ik te huilen. Dat merk ik heel goed wanneer ik wakker word. Vlug kijk ik op mijn telefoon.
Ik zie heel veel meldingen. Zoals altijd na een nacht slapen. Maar als ik daar doorheen scroll zie ik dat ik meerdere oproepen heb van mijn vader. Het zal toch niet? Zonder ook maar één seconde na te denken bel ik hem terug. Mijn vader vertelt me dat opa vannacht is overleden. Het duurt even voor ik iets zeg. Ik val stil. Zoiets heb ik nog nooit zo dichtbij meegemaakt. Ik weet niet hoe ik moet reageren. Ik ben gewoon sprakeloos. Zo erg dat mijn vader om een reactie vraagt om te kijken of ik er nog wel ben. Dan komt ineens binnen wat hij eigenlijk zegt. De brok in mijn keel schiet omhoog en ik begin ineens ontzettend erg te huilen. Ik kan me al niet meer herinneren of ik mijn vader nog aan de telefoon heb, het maakt me niet meer uit. Ik ben mijn tweede vader kwijt. De man die er samen met oma altijd voor me is geweest. Mij heeft opgevoed toen mijn ouders zo hard werkte. Ik ben hem echt kwijt. Dit doet pijn, heel veel pijn.
Het duurt even voor ik rustig ben. Een beetje adem kan halen en de brok in mijn keel verdwijnt. Meteen bel ik me leidinggevende op om dit verschrikkelijke nieuws te vertellen. Het valt me zwaar. Dit is een pijn die ik meer voel dan ooit. Ik heb veel dingen meegemaakt die me verdriet hebben gedaan, maar dit is het wel het topje van de ijsberg. Ik krijg de rest van deze week vrij. Tijd om dit te verwerken, om afscheid te nemen van opa en de begrafenis bij te wonen. Dat gevoel dat ik maandag had, dat ik hem voor het laatst zag, dat komt nu heel hard binnen. Het is over. Voorbij. Na 83 mooie jaren voor mijn opa.
Lieve opa,
Het is verschrikkelijk om u te hebben verloren. Het doet me pijn maar u heeft zoveel voor ons gedaan. Dat is niet te omschrijven. Ik ben blij dat ik samen met u mooie herinneringen heb opgebouwd. Die zitten in mijn hart.
Ik ben u dankbaar. Dankbaar voor alle tijd die ik samen met u heb mogen doorbrengen. U stond voor mij klaar, altijd weer opnieuw. Altijd kon ik bij oma en u terecht terwijl mijn ouders hard werkten. Als ik bleef slapen bij u en ik werd wakker, dan kwam u altijd gelijk vragen hoeveel boterhammen ik wou. Als ik zei dat ééntje genoeg was, dan kwam u met twéé terug. Wou ik er twéé, dan kwam u met drie terug. En zo kan ik wel door gaan.
En als het aan u lag dan gingen we altijd naar buiten. Dat deden we ook. Dan was ik weer dingen aan het doen in het kamertje en dan kwam u, of oma, langs om te vertellen dat we even weg gingen. Naar de winkel, naar de stad, het maakte niet uit. Altijd gingen we met het openbaar vervoer. Maar het was wel zo dat u de kaartjes moest bewaren. Dat mocht absoluut niet zelf. Stel je voor dat ik mijn kaartje kwijt zou raken. Dat wou u niet.
Ondanks dat ik verhuisde naar het hoge noorden toen ik nog heel jong was wou u altijd alles weten. U mocht absoluut niets van uw kleinkinderen missen. Als we jarig waren dan kwam u samen met oma om dat te vieren. Toen ik diploma mocht zwemmen kwam u ook weer met oma. En als de vakantie dan aanbrak, dan kwam u met oma in het noorden oppassen. Dan konden de ouders er even tussenuit.
Ik ben u dankbaar voor alles wat u voor mij heeft gedaan. Dankbaar dat ik u een trotse opa mocht maken en dat ik u mocht zien lachen van blijdschap toen ik tot twéé keer toe mijn diploma kreeg. Die lach zal ik ook echt nooit meer vergeten. Ik ben blij dat u altijd bij de belangrijkste momenten bent geweest. Dat geeft een goed gevoel. Als ik dan eens verdrietig was, om wat voor reden dan ook, dan stond u voor mij klaar. Samen met oma natuurlijk. Het enige doel was om mij op te vrolijken. En dat lukte. Keer op keer.
Lieve opa, ik ben u ontzettend dankbaar voor alles wat u heeft gedaan voor de hele familie. Vandaag is het uw verjaardag, voor het eerst zonder u. 84 jaar had u geworden vandaag. Helaas is het bij 83 mooie jaren gebleven. Maar u heeft echt een hele mooie leeftijd gekregen opa. U bent nu verlost van alle pijn die u had. Die was voor u niet te verdragen. Voor ons allemaal was het moeilijk om u pijn te zien hebben terwijl wij er niks aan konden doen. Ik denk aan u, elke dag weer. Ook als u mij stiekem in de gaten houd terwijl ik in uw auto rijd. Ik heb dat wel door. Ik hou van u opa, elke dag weer. Dat zal ik blijven doen, tot de allerlaatste seconde van mijn leven.
Nog geen reactie. Ik zou zeggen, plaats er 1.