“Lieverd, gaat het wel?”, is het eerste wat ik aan haar vraag wanneer we oogcontact gemaakt hebben. Ze snikt en kijkt weg in de hoop dat ze geen antwoord hoeft te geven op de vraag. Ze weet heel goed dat dat bij mij niet werkt maar proberen kan geen kwaad natuurlijk. Even is het stil. Misschien is ze aan het wachten tot ik weg ga. Terwijl de stilte blijft, ben ik aan het nadenken hoe ik dit aan kan pakken. Ik wil geen irritaties bij haar veroorzaken. Net als ik aan haar wil gaan vragen wat er aan de hand is kijkt ze me aan met een verlangende blik. Deze blik ken ik. Waar ik net zag dat ze heel verdrietig was, kijkt ze nu met verlangende ogen mij aan. Ik weet wat dit betekent. Dit is iets wat wij samen hebben bedacht.
Niets is beter dan een knuffel om te troosten. Dat weet Sterre ook, net als ik. Als ze me aankijkt met de verlangende ogen dan weet ik dat Sterre een knuffel wilt. Nog voor ik iets kan zeggen ga ik bij haar op bed zitten en geef ik haar een dikke knuffel. Een knuffel met Sterre is niet zomaar een knuffel. Het is een knuffel die haar laat troosten. Dat doet haar goed en mij ook. De vorige keer dat ze een knuffel nodig had heb ik haar een aantal minuten vastgehouden. Gewoon zodat ze even rustig werd. Ook een manier van ontlopen om te praten misschien, maar dat is niet belangrijk. Een knuffel is fijn, rustgevend en voor haar heeft het waarde. Wie ben ik dan om geen knuffel te geven?
Na iets meer dan een minuut vraag ik aan haar wat er aan de hand is. Dat ze verdrietig is, dat is duidelijk alleen waarom dat weet ik niet precies. Terwijl ik aan haar merk dat ze het eigenlijk niet wilt zeggen, begint ze toch met praten. Om haar makkelijker te laten praten, ga ik wel eens bij haar in bed liggen. Dat doe ik nu ook. Voor Sterre is dat vertrouwd als ik dat doe. “Mama zei dat je niet de hele dag kon blijven”, hoor ik zachtjes met een verdrietige stem uit de mond van Sterre komen. Waarom heeft haar moeder gezegd dat ik niet de hele dag kon blijven? Dat hadden we afgesproken. Zit hier meer achter? Ik weet het niet. Dat ga ik zometeen vragen. Het enige waar ik nu even mee zit is dat ik niet wil dat Sterre weet dat ik hier niks van af weet. Aan de andere kant wil ik ook niet iets zeggen wat niet de bedoeling is. Hoe speel je daar toch op in? Uiteindelijk weet ik wat ik wil gaan zeggen. Nu moet ik het nog uitspreken. “Lieverd, is dat echt waarom je zo verdrietig bent?”, vraag ik aan haar.
“Of is er iets anders aan de hand? Je mag alles tegen mij zeggen hè?”, ga ik verder. Even zie ik haar denkend kijken terwijl ze op haar zij ligt met haar knuffeltje in haar handen. “Je moet wel mee naar het zwembad!”, zegt Sterre ineens met volle overtuiging. Aha. Dat is het dus. Ze is bang dat ik niet mee ga naar het zwembad.
“Tuurlijk ga ik mee. Ik zou toch niet willen missen hoe goed je kan zwemmen? Je heb zoveel geoefend. Dat ga ik niet missen”, zeg ik tegen haar. Ineens zie ik haar lach terug komen. Dat doet me goed. “Gelukkig maar”, zegt ze. Terwijl ze dat zegt krijg ik een knuffel van der. Fijn, ze is weer tot rust. Ik kijk op mijn horloge. Over iets meer dan tien minuten moeten we weg. “Sterre, zullen we je spullen gaan pakken? We moeten zo naar het zwembad toe.”, zeg ik tegen haar terwijl ik uit haar bed stap. Ze wilt niet uit bed. Ligt lekker. Dat snap ik heel goed. “Als je te lang in bed blijft liggen komt het kietelmonster langs”, grap ik naar der. Ze blijft rustig liggen alsof er niks aan de hand is. Dan ga ik ineens haar kietelen. Die zag ze niet aankomen. Ze gaat lachen en lachen en de tranen van daarnet zijn weg. Ik til haar op en zet haar naast der bed neer. “Zo, nu ben je toch uit bed”, zeg ik tegen haar terwijl ik een knipoog geef.
Terwijl Sterre haar spullen inpakt voor het zwemmen, komt der moeder boven. “Kan ik je heel even spreken Sander?”, vraagt ze aan me. Even denk ik aan wat Sterre zei. Zal dit over vanavond gaan? Is er iets anders wat ik niet weet? Het maakt me een beetje nerveus eigenlijk. Zonder dat ik dat laat merken loop ik heel even mee. “Waarom heb je tegen Sterre gezegd dat ik niet de hele dag blijf?”, vraag ik best wel even geïrriteerd. “Ze dacht dat ik niet meeging naar het zwembad daardoor. Heel handig was dat niet…”, ga ik verder. Ik zie aan haar dat ze even niet weet wat ze moet zeggen. Enigszins logisch want ik ben best wel even bot, maar aan de andere kant snap ik het ook niet. “Ik heb dat gezegd omdat ik heb geregeld dat we een weekendje naar een vakantiepark gaan.”, vertelt Anna. Nog voor ik iets kan zeggen, gaat ze verder. “Wat ik heel leuk zou vinden voor Sterre is als jij meegaat. De voorwaarde is wel dat Sterre haar best doet vandaag en ze mag afzwemmen. Ik heb de afgelopen dagen veel weerstand van haar gehad om te gaan zwemmen. Ze zag er heel erg tegenop. Als ze het goed doet en ze mag diplomazwemmen volgende maand, dan kan ze jouw positieve insteek wel gebruiken denk ik.”
Inmiddels weet ik even niet meer wat ik moet zeggen. Ik was hier niet vanuit gegaan. We hadden namelijk afgesproken dat ik op zaterdag weer naar huis zou gaan, niet op zondag. Ik ben even aan het nadenken over wat ik zeggen moet. Ik heb ook mijn huiswerk te doen voor school en wat andere dingen die ik thuis gepland had op zondag. Als ik te lang stil ben kijkt Anna mij vragend aan. “Ik heb je niet overvallen hoop ik?”, vraagt ze met een kleine toon van onzekerheid. “Een klein beetje maar”, lach ik. “Natuurlijk ga ik dan mee. Ik zou de volgende keer het wel anders aanpakken, als ik dat mag zeggen tenminste. Sterre moet wel zwemmen namelijk.”, zeg ik tegen haar. Ik zie aan der dat ze vind dat ik een punt heb. “Lesje voor de volgende keer dan maar”, lacht ze naar me.
We lopen terug naar Sterre. We zijn wat aan de late kant. “Lieverd kom je mee? We gaan zwemmen.”, hoor ik Anna zeggen. Sterre loopt vrolijk achter ons aan de trap af. We doen onze schoenen aan. Eigenlijk wouden we lopen, maar omdat we wat aan de late kant zijn gaan we nu met de fiets. Op zo’n moment komt de reservefiets toch van pas. Sterre op haar eigen fiets, Anna op haar eigen fiets en ik op de reservefiets. Een fiets die veel te laag staat maar ach. Het is maar een klein stukje naar het zwembad en Sterre mag niet te laat komen. Eenmaal aangekomen bij het zwembad lopen we met een klein beetje snelheid naar binnen. Er wordt gevraagd naar de leskaart van Sterre. Ik heb de tas meegenomen. Vlug open ik de tas en zoek ik naar de leskaart. Normaal gesproken zit die in het voorste vakje van de tas. Nu niet. Onbewust raak ik in paniek. Zonder de leskaart mag Sterre niet naar binnen. Snel zoek ik in de andere vakjes van de tas. Maar nee, geen leskaart. Ik kijk Anna aan. Nog voor ze iets kan zeggen, val ik met de deur in huis: “Volgens mij zijn we de leskaart vergeten…”
Nog geen reactie. Ik zou zeggen, plaats er 1.