Vandaag is het vrijdag. Het is een vrijdagochtend zoals ik die weinig meegemaakt heb op het treinstation van Groningen. Normaal gesproken zie ik veel dagjesmensen in de trein maar vandaag is het rustig op het station. Ook eens lekker. Rustig loop ik naar voren over het perron. Hier staan twaalf treindelen Intercitymaterieel, ook wel bekend onder de noemer ICM bij de mensen die wat meer weten over treinen. Altijd als ik deze trein neem zorg ik dat ik zover mogelijk naar voren loop op het perron. Veel mensen doen dat niet en dat betekent dat er in het voorste gedeelte van deze trein vrijwel altijd voldoende zitplaatsen zijn. Zo ook nu. Ik ga lekker zitten want vandaag gaat mijn reis weer richting de randstad.
Tijdens de treinreis val ik af en toe even weg. Vannacht heb ik aardig kort geslapen. Waarschijnlijk door de spanning van vandaag. Vandaag gaat Sterre proefzwemmen voor haar zwemdiploma. Een spannend moment voor haar natuurlijk, maar voor mij stiekem ook wel. Ze stond er op dat ik daar bij zou zijn dus ik reis op mijn vrije dag met de trein naar haar toe. Terwijl ik voor me uit staar ben ik aan het bedenken hoe ik de kleine meid zo goed mogelijk kan motiveren om haar best te doen. Ze vind het zwembad erg leuk maar ze heeft nog regelmatig angst als ze het alleen moet doen. Ik ga er vanuit dat het helemaal goed gaat komen vandaag.
Eenmaal aangekomen in Rotterdam ren ik gehaast naar de metro. Ik zie dat mijn trein aan de late kant is want we hebben 27 minuten vertraging gekregen en Sterre is zometeen vrij van school. Terwijl ik mezelf wat lucht aan het geven ben ik blij dat ik zit. De metro. Het laatste stukje van de reis is daar en het moment komt dichterbij. Dat merk ik ook als ik uiteindelijk bij Sterre haar school kom. Haar moeder ziet me aankomen en groet me vrolijk. “Hoi, jou had ik hier wat eerder verwacht”, zei ze met een knipoog. We hadden een half uur eerder afgesproken, maar omdat mijn trein vertraging kreeg moest ik met de metro van een half uur later. “Ja dat klopt”, zeg ik met een beetje een schamend gezicht. “Sorry dat ik zo laat ben, er ging onderweg wat mis”, verontschuldig ik me. Ze kijkt me aan en begint te lachen.
“Je hoeft je echt niet te verontschuldigen Sander!”, zegt ze met een lach. Ze heeft misschien wel gelijk, maar ik vind het niet netjes als ik te laat ben. “Oké, vooruit. Maar volgende keer stuur ik je wel even een Whatsapp bericht van te voren”, zeg ik met een beetje onzekerheid.
Nog voor ze daar op kan reageren, komt Sterre er aanrennen. “MAMA, Sander”, roept de kleine meid vrolijk terwijl ze zo hard als ze kan in de armen van haar moeder springt. Die vrolijkheid doet me goed. “Weet je waarom Sander hier is?”, vraagt ze aan Sterre die inmiddels met een vragend gezicht mij aankijkt omdat ze niet lijkt te weten waarom ik zo naar haar lach. Volgens mij heeft ze geen idee meer van het proefzwemmen vandaag. Dat wordt een uitdaging. Ineens kan je zien dat ze aan het nadenken is. “Gaan we zwemmen?” vraagt ze terwijl ze mij met een enorme lach aan begint te kijken. Ze is het dus toch niet vergeten. Of toch wel? Ik ga het haar even vragen. “Ja lieverd we gaan weer naar het zwembad vandaag. Jij gaat ons vandaag laten zien wat je kan zodat jij je diploma mag gaan halen”, probeer ik tegen haar te zeggen. Ik heb even wat moeite met de woorden uit mijn mond krijgen, maar ze snapt me. Vrolijk knikt ze. “Geef je schooltas maar lieverd”, fluister ik in haar oor en nog voor ik tot drie kon tellen had ze haar schooltas in mijn handen gedrukt.
Daar ben ik dan. In de randstad. Waar ik eerst alleen mijn eigen tas draag, draag ik er nu twéé. We lopen via het park naar huis. Haar moeder heeft de frisbee van huis meegenomen. Terwijl Sterre naar voren rent krijg ik de frisbee in mijn handen. “Komt ie!”, roep ik naar Sterre zodat ik haar aandacht krijg. Nog voor ik de frisbee weg kon gooien stond ze stil. Met een harde zwaai gaat de frisbee de lucht in en ze vangt hem keurig op. Precies zoals we altijd geoefend hebben (daar komt later een verhaal over) gooit ze de frisbee terug. Dat doen we een paar keer. Ondertussen ben ik even met haar moeder aan het praten om te kijken of we er toch misschien rekening mee moeten gaan houden dat Sterre tegen gaat werken straks. We gaan er niet van uit vandaag en gaan vrolijk door.
Na een klein kwartiertje lopen komen we thuis. De schoenen uit en in het schoenenrek, jas op de kapstok en we gaan aan tafel zitten. Nou ja, we, eigenlijk vooral de twee dames. Ik pak de spullen uit de keuken, zet ze op tafel en we gaan lekker lunchen. Tijdens het lunchen vraag ik aan Sterre altijd hoe haar schooldag was. Vrolijk vertelt ze over het spel wat ze tijdens de gym gedaan hebben. Ze is zo tien minuten aan het vertellen en vergeet even dat ze een boterham op haar bordje heeft liggen. Terwijl ze vertelt knik ik stiekem even naar der en laat mijn ogen op haar bordje vallen. Dat ziet ze. Ze stopt even met vertellen, neemt een paar happen van haar boterham en gaat daarna verder. Zo zitten we al snel meer dan een half uur aan tafel. De ene keer een half uur, de andere keer vijf minuten. We passen ons altijd aan Sterre aan als daar de mogelijkheid voor is. “Lieverd, ga je zo je spulletjes pakken voor het zwembad?”, vraag ik aan haar terwijl ze de laatste hap van haar boterham neemt. “Over een kwartiertje gaan we naar het zwembad toe”, ga ik verder. Even zie ik haar moeilijk kijken. “Oh ja”, is het enige dat er uit komt bij haar. “Ga ik doen!” zegt ze vrolijk en voor we het weten loopt ze samen met mama naar de slaapkamer.
Terwijl ze samen boven haar zwemkleding pakken ruim ik de tafel af en stop de borden, het bestek en de glazen in de vaatwasser. Een kleine moeite voor mij en voor de moeder van Sterre een enorm gebaar. Ze waardeert het enorm hoeveel ik doe, al zijn dat haar woorden. Voor mijn gevoel doe ik niets meer dan normaal is, maar ja dat ben ik. Terwijl ik bezig ben hoor ik hoe ze heen en weer lopen boven en aan het lachen zijn. Dat geeft me een gevoel van oneindige waarde. Dit is fijn, even die moeder en dochter tijd die ze hebben. Het zijn de kleine dingen die er toe doen. Maar dan slaat de sfeer ineens om. Sterre begint tegen te stribbelen. Dat weet ik omdat ik mee krijg hoe haar moeder er alles aan doet om haar rustig te houden. Ze komt naar beneden, kijkt me aan en voor ik ook nog maar iets kan vragen begint ze te praten. “Zou je misschien even naar Sterre toe willen gaan?” vraagt ze met een serieuze blik. Ik bedenk me geen seconde. Dit heb ik eerder meegemaakt met Sterre. “Tuurlijk, ik loop wel even naar haar toe”, knik ik. Ik loop de trap op en klop zachtjes op de kamerdeur van Sterre. Ze reageert er niet op. Ik open heel zachtjes de deur van haar kamer en ik kijk haar aan. Ik zie haar zitten op haar bed. Maar haar blik, die heb ik niet vaak zo gezien.
Nog geen reactie. Ik zou zeggen, plaats er 1.